Filosofische benadering van participatie door Bert Kisjes

PARTICIPATIE is een heet hangijzer binnen de hedendaagse politiek. De inwoners moeten vooral meedoen en meebeslissen. Dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Willen de bestuurders het echt? Hoe werkt het dan? Hoe zien de inwoners het? Wat is de rol van de ambtenaren? De Vrijstaat Roetz vraagt de komende maanden diverse gastschrijvers om over dit onderwerp te publiceren. Deze bijdrage is van Bert Kisjes. Hij woont in Wijk aan Zee, is de voormalige herbergier van Hotel Sonnevanck en bedenker van Cultureel Dorp van Europa. Kisjes initieerde tal van experimenten op het gebied van kleinschaligheid. Hij is tevens de aanjager van de maatschappelijke broedplaats in De Grote Kerk in Beverwijk.

Bouwen aan ons paleis

Om een paleis te betreden moet je eerst een afspraak gemaakt hebben, op tijd komen, zorgvuldig je voeten vegen, je legitimeren, een beleefde buiging maken voor de gastheer en je keurig houden aan de regels. Je weet ook precies hoe lang je mag blijven. 

Onze verzorgingsstaat heeft alles van zo’n paleis. Het ziet er prachtig uit, goed onderhouden, je kunt nergens over struikelen. Alles is tot in de puntjes geregeld,  je kent de regels en begeeft je niet buiten de paden. Als de trein drie minuten later is dan staat aangegeven dan is er een probleem.

Van de buitenkant ziet de verzorgingsstaat er prachtig uit, de hele wereld is er jaloers op. Echter,  velen die aan het paleis gewend zijn voelen zich er niet helemaal thuis. Zij voelen de behoefte om in een groot stadion voor 50.000 mensen te gaan schreeuwen en zingen of om op een camping tot diep in de nacht rond een kampvuur zitten, een verbrand worstje te eten met een krat bier aan hun voeten, verdovende middelen te gebruiken en te roken,  Dat zich niet thuis voelen heeft zich vertaald in de Participatiewet. De overheid merkte dat er toch te weinig draagvlak is voor het managen van ‘dat paleis’. Veel mensen gedragen zich alsof het niet van hen is. Het paleis heet ‘Verzorgingsstaat’. Het lijkt op het verzorgingshuis voor mensen die niet meer hoeven te werken en die geheel verzorgd worden.

Verzorgingsstaat

Sinds de Franse Revolutie zijn we heel hard gaan werken aan een infrastructuur en aan wetten die de samenleving beter moesten maken. Geen hongersnood meer. Eerlijke en geen willekeurige rechtspraak. Geen overbodige oorlogen vanwege vorstelijke belangen. Verkiezingen voor besturen zoals parlementen en raden. Verder kwamen er allerlei voorzieningen. Op het gebied van de mobiliteit, waterbouw, onderwijs en geneeskunde.

De tijd van de Franse Revolutie bracht ons  ingenieursscholen, wetenschappen als sociologie en economie waarin men zich met de maatschappij bezighield. 

In de economie ontwikkelden zich twee verschillende richtingen, die in het begin van de twintigste eeuw na de Russische Revolutie van 1917 vijandig tegenover elkaar kwamen te staan. Er ontstonden twee machtsblokken, het kapitalistische en het communistische. Hun rivaliteit leidde tot oorlogen. In  beide visies leefde het idee van een verzorgingsstaat. Een soort van luilekkerland waar iedereen genoeg te eten en drinken had, waar je in een eigen paleisje woonde en het werk minder zwaar was. Beide blokken schetsten verschillende wegen naar dat doel. Maar zij beconcurreerden elkaar fel. 

De hele wereld was onder de indruk van wat er allemaal gedaan en uitgevonden werd. Er ontstond  eerst een netwerk van treinen, er kwamen fietsen, vliegtuigen en auto’s, er kwam een telefoon- en telegraafnetwerk, witgoed en uiteindelijk het wereldwijde internet. Nu heeft iedereen een mobieltje waarmee je op elk moment van de dag met de hele wereld verbonden kunt zijn. Ondertussen kwamen er maanlandingen. Genoeg om trots op te zijn. 

Maar de belofte dat de mensen gelijkelijk konden delen in die verzorgingsstaat kon niet worden waargemaakt. De een kreeg  bijvoorbeeld vijf euro voor een uur werk, de ander duizend euro. Niet iedereen is tevreden. In de Verenigde Staten is er een serieuze ruzie tussen de twee partijen de Democraten en Republikeinen ontstaan die niet meer geloven in elkaars goede bedoelingen. Het Verenigd Koninkrijk wil niet meer bij de EU horen. Polen en Hongarije die in 1990 blij waren om verlost te zijn van het bondgenootschap met de Sovjet verwijderen zich ook van de EU. 

De Black Lives Matter beweging ontstond en Frankrijk kleurt geel van de gele hesjes. In alle landen zie je nieuwe partijen ontstaan die oppositie voeren tegen de oude partijen. Hebben de oude partijen het paleis dat we bewonen, de verzorgingsstaat niet goed aangestuurd?

Bert Kisjes in actie, Wijk aan Zee in de jaren negentig. Archief Bert Kisjes.
De professionals maken het paleis

Wie bouwen er eigenlijk aan het paleis? De parlementen en regeringen sturen het aan en controleren. De bedrijven voeren het uit. De bedrijven geven ons allemaal een baan en zo werk je mee aan de totstandkoming van het paleis. Wie een baan heeft wordt daarvoor betaald en is daarmee een professional. Werk je in de wegenbouw, dan werk je mee aan het wegennet. Je werkt als leraar aan de opleidingen van kinderen en jeugd. In de zorg genees je mensen van hun ziekte. De recreatiebranche zorgt er voor dat de werkers even een welverdiende rustpauze krijgen. De cultuurbranche zorgt voor een aangename vrije tijdsbesteding en de chauffeurs, piloten en machinisten zorgen er voor dat je op tijd op je bestemming bent. Schoonmaakdiensten, kranten en horeca, zij werken er allemaal aan mee. En werk dat niet direct nuttig is voor het bouwen van het paleis levert wel geld op om het paleis te betalen.

Jouw bijdrage aan het geheel van het paleis zal over het algemeen klein zijn. Die bijdrage wordt groter als je anderen aan mag sturen. Er is wel een verdeling tussen mensen die ‘op de brug staan’ en die in de machinekamer werken. De laatste groep voert uit wat de eerste groep aangeeft. Ik denk dat alleen in de kunst dat niet zo is. En ook een aantal zogenaamde ZZP-ers bijvoorbeeld in de land- en tuinbouw. Hoewel de laatsten tot hun groot ongenoegen ook worden aangestuurd door de supermarkt en de voedselfabrieken. die bepalen wat zij voor hun producten krijgen.

Toen er danig aan dit paleis werd gebouwd voelden de vrouwen zich buiten spel staan. Zij wilden ook helemaal meedoen. Zij werkten wel, maar hun werk telde niet mee want het was geen betaald werk. Onbetaald werk werd niet erg serieus genomen. Momenteel is de verzorging van een woonhuis en het runnen van een gezin vaak een rusteloze klus. Rennen van het een naar het ander.  De volwassenen met een baan zijn veel minder beschikbaar voor het sociale en verenigingsleven. Dat is voor een belangrijk deel doorgeschoven naar de 65-plussers en heet nu vrijwilligerswerk.

Ouderen doen niet mee aan de paleisbouw. Dat deden zij voorheen. Prettig om even van die baan verlost te zijn maar hoe vul je je leven verder? Menigeen staat nu met lege handen en zoekt een nieuwe rol in de samenleving.Kinderen worden opgeleid voor het werken aan het paleis. De eerste serieuze vraag die aan een kind gesteld wordt als het nog geen idee heeft van de samenleving: “Wat wil je later worden”. Het antwoord op die vraag is voor het kind heel bepalend. We vinden dat het kind daar wel mee bezig moet zijn.

De specialisatie

Werken aan het paleis betekende aanvankelijk nog het uitbannen van honger en een gezond verblijf om te wonen. Dat station zijn we in Nederland gepasseerd. Eerst werd het aantal producten steeds groter. Daarna het aantal diensten. De organisatie dijde uit en langzamerhand zijn we aangekomen op een punt waar het een en ander niet overzichtelijk meer is. Het lijkt op een grote rivier die buiten haar oevers treedt. Je werkt met je baan niet meer zo zichtbaar aan de samenleving. Er is een groep tussen gekomen die jou aanstuurt. Het is allemaal zo groot geworden dat je door de bomen het bos niet meer ziet.

Participatieprogramma?

Hoe wordt de samenleving weer van ons allemaal? 

Grotere rol voor de lokale realiteit. Die is met de WMO al ingezet. Maar er zijn instellingen die de professionaliteit van het lokale bestuur ernstig in twijfel trekken en liever alles aangestuurd zien door de professionals. Het vraagt aan de professionals om anders tegen de lokale benadering aan te kijken. Daar moet je een oplossing voor zoeken.

Wennen aan het idee dat alles wat er op de wereld gedaan wordt lokaal gebeurt en niet globaal of in de hoofdsteden. 

Anders tegen mensen aan kijken. In de recente bestseller ‘De meeste mensen deugen’ laat Rutger Bregman zien hoe groot de neiging is om de mens als een slecht en verdorven en zondig wezen te zien. ‘Wantrouwen’ wordt met hoofdletters geschreven en vertrouwen met kleine letters. Dat leidt tot verkeerde beoordelingen. Daar moet meer evenwicht in komen. Hoe kun je vertrouwen en wantrouwen ‘nevenschikkend’ krijgen. Tegenover iedere persoon een vertrouwen en wantrouwen hebben. Niet dat of/of. 

In de medische wereld is het doorgedrongen dat in de gezondheidssector de grote winst te verwachten is van het bewustzijn. Wat de mens als gewoonte heeft en wat ie dagelijks eet en drinkt, meer gezondheid oplevert dan een recept van de apotheek. Werken aan de ‘lifestyle’.   

Beseffen dat de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan regels die aan mensen vaak gevraagd wordt niet zo menselijk is. Ik heb geleerd dat als je denkt iets te moeten doen wat verboden is, dat je dan twee keer extra  moet nadenken voordat je het toch doet. Ik doe verboden dingen als ik er van overtuigd ben dat ongehoorzaamheid beter is dan gehoorzaamheid.

In de tweede wereldoorlog ging een Nederlandse verzetsstrijdster naar de beroemde theoloog Karl Barth in Zwitserland voor een papiertje dat je wel tegen het wettelijk gezag (Hitler) mocht liegen. Je mocht immers niet liegen, en zeker niet tegen de overheid. 

Ruimte geven en ruimte vinden voor je eigen ontplooiing. In de coronaperiode is er weinig openbare ruimte. De horeca is dicht, de wegen zijn al een hele tijd alleen voor het verkeer. In de parken wordt verwacht dat je op de paden blijft. De weidgronden zijn voor de koeien en het akkerland is ingezaaid. 

De professionals moeten afleren het overal vanuit hun vakgebied op een zelfde manier te willen regelen. Zij  zouden een manier moeten vinden om dingen op verschillende plaatsen op verschillende manieren te moeten doen, al naar gelang waar de mensen ter plekke  aan mee willen werken. Afleren dat er ‘een beste manier’ bestaat.

Al met al een groot en ingrijpend programma. Maar dat mag je ook verwachten als het rijkste land van de wereld problemen heeft. Dat los je dan niet meer op met een miljard hier en een miljard daar. Dan moet je je achter je oren gaan krabben.