Waar kom je vandaan? Dat is een prachtige vraag en eentje die iedereen zich zou moeten stellen, vindt Greet. Het was niet voor niets één van haar vaste thema’s in de dertig jaar dat ze voor de klas stond. De plek waar je woont, het landschap, de geschiedenis, de mensen: allemaal zeer bepalend. Kinderen moeten weten waar ze vandaan komen. Want, daar is ze van overtuigd: als je als kind niet weet wat je basis is, kun je er ook niet op bouwen.  

Greet Cudovan is een begrip in Wijk aan Zee en omgeving. Uitgesproken, doortastend en onvermoeibaar. Ze is er de drijvende kracht achter talloze activiteiten, waaronder het bekende Rondje Wijk aan Zee. Aan tafel is ook Erwin aangeschoven, al 55 jaar haar man en metgezel. Minder zichtbaar in het dorp misschien, maar niet minder gedreven. We praten over het onderwerp van deze editie: Waar kom je vandaan?

Ze zag het vaak bij volwassenen, aan wie ze eveneens tien jaar les gaf. “Als je geen ondergrond hebt, zakt alles er doorheen. Als je niets weet, is je hoofd een vergiet en kan kennis niet beklijven. Alles begint met nieuwsgierigheid. Het eerste wat je doet, is interesse opwekken voor de eigen omgeving. Toen ik hier in Wijk aan Zee op basisschool De Vrijheit kwam, wisten de kinderen niet eens dat er een bunker onder hun school lag. Daar ben ik dus begonnen. Weten jullie wat een bunker is? En dat er hierachter nog twintig liggen? Gaan jullie mee zoeken?”

Haar eigen basis ligt in Amsterdam, een stad die haar heeft gevormd. “Het is een stad waar je je mond bij je moet hebben. Jezelf moet kunnen verdedigen. Thuis leerde ik al snel zelfstandig te zijn. Mijn vader overleed toen ik vijftien was. Mijn moeder groeide op in een weeshuis en had niet echt geleerd om te zorgen. Toen ik twintig was overleed zij ook en stond ik er alleen voor. Toen ben ik in het onderwijs gegaan. Daar moet je óók je mond opendoen. Anders kom je nergens bij die kids.”

“Het was wel een gezellige bende thuis. Mijn broer was muzikant en er werd bij ons gerepeteerd. Altijd zoete inval. En ik heb veel waarden meegekregen. Ik kom uit een rood nest. Mijn vader werkte bij een diamantslijperij, dat was een links bolwerk. In de oorlog waren mijn ouders actief in het verzet, hadden ze onderduikers in huis. Alles was politiek. Aan tafel werd volop gediscussieerd. Ik was de jongste, maar er werd gewoon verwacht dat je je mening gaf. We hadden een clubhuis, gingen naar workshops, naar demonstraties. Ik leerde: als iets je niet bevalt, moet je dat zeggen. En als je wilt dat iets verandert, dan moet je je ermee bemoeien. Daar kan niet iedereen tegen. Ik ben ook niet altijd even subtiel, maar mensen weten wel wat ze aan me hebben.”

“Alleen maar praten, vind ik niets. Een tijdlang zat ik in de gemeenteraad, daar werd ik ongeduldig van. Het moet wel ergens toe leiden. Ik heb altijd ideeën, sta de hele dag aan. Zelfs ontspannen doe ik door bezig te zijn: muziek maken of gedichtjes en tekeningetjes. Als mensen hier op bezoek komen wil ik altijd wandelen of ergens naar toe. Dat vinden ze maar vermoeiend. Ook in het dorp zullen mensen vast denken, daar heb je haar weer. Ik vraag mezelf natuurlijk ook wel eens af: waarom heb je dat nou toch nodig? Het simpele antwoord is dat ik het gewoon leuk vind. Wat is er nou leuker dan samen dingen doen in je dorp? Je vraagt wie er mee doet en dan begin je gewoon.”

“Het begint altijd met een kliekje vrouwen”, vertrouwt Erwin mij ondertussen toe. “De mannen komen later, die moet je meeslepen.” Tot dan heeft hij stil zitten luisteren, met nauwelijks verholen trots. Het meest trots is hij op Rondje Wijk aan Zee waarin ze samen actief zijn: “We bestaan nu tien jaar en hebben verschillende wandelroutes: rondom het dorp, een historische dorpswandeling en een muzikale wandeling. En dan zijn er nog de voorstellingen en de bunkerrondleidingen. Het afgelopen jaar hebben we maar liefst 25 klassen rondgeleid, 700 kinderen in totaal. Geweldig wat we hebben neergezet.”

In Duitsland werd alles wat met de oorlog te maken had doodgezwegen

Erwin werd geboren in 1942, midden in de oorlog, in een gebied dat nu Pools is. Zijn vader was Joegoslaaf en werd daarheen gestuurd om te vechten tegen de partizanen. Zijn moeder was Duitse. Toen de Russen optrokken, vluchtte zij met drie kleine kinderen richting het Westen. De paspoorten gooide ze weg, zodat ze als vluchtelingen meer kans zouden maken. In Westfalen werden ze ingekwartierd in een fabriek, daarna bij een boer. Erwin: “Ik was te klein om het te beseffen, maar toen hier dit jaar de Oekraïners kwamen, kreeg ik daar toch een raar gevoel bij.” Hij was pas vijf toen zijn moeder overleed en hij bij een tante terecht kwam. Naar zijn geboortestreek keerde hij pas decennia later terug. De mensen die waren gebleven, zaten nog jaren vast achter het ijzeren gordijn.

Over de oorlog werd in het Duitsland van zijn jeugd amper gesproken. Toen Erwin als jonge man in Nederland kwam, wist hij dan ook niet wat hem overkwam. “In Duitsland werd alles wat met de oorlog te maken had doodgezwegen. Ik had geen idee hoe er naar Duitsers werd gekeken. Zat ik de Bildzeitung te lezen in de trein, kwamen er jongeren binnen die Heil Hitler begonnen te roepen. Op het Waterlooplein kreeg ik gewoon te horen: we verkopen niet aan Duitsers. Wat ik gek vond: met de ouderen kon ik goed opschieten. Het was vooral de jeugd en die hadden niets meegemaakt, wisten van toeten noch blazen.”

Het blijft even stil: “Ik heb altijd geleerd, alle mensen zijn goed en slechts een paar niet. Dat geloof ik nog steeds.” Greet knikt: “Vroeger beweerde men dat Duitsers allemaal rotzakken zijn, maar ik heb geleerd dat de situatie waarin je terecht komt bepalend is. Veel Duitse jongens wilden hier helemaal niet zijn, die werden ook maar gestuurd. Ik leer kinderen altijd over vrijheid, dat het je grondrecht is en dat je moet zorgen dat je het houdt. Want het is niet vanzelfsprekend.” Zo is het, zegt Erwin: “Je hebt gewoon mazzel als je wieg aan de goede kant staat.”

Ruim 55 jaar zijn ze inmiddels getrouwd. Ze leerden elkaar kennen in een lokaal in Arnhem waar Greets broer muziek maakte. Greet: “Er was nergens plek behalve naast mij. Ik was pas vijftien, maar diezelfde avond vroeg hij aan mijn moeder of hij me mee uit mocht nemen. Dat was op 9 augustus, we vieren het nog elk jaar. In het begin kwam hij één keer per maand met de trein. Ik dacht dit gaat ‘m niet worden, ik maak het uit. Toen is hij naar Nederland gekomen en bij ons in komen wonen in Amsterdam.”

Erwin: “Dat was helemaal niets voor mij, die stad. Ik kwam uit een heel klein dorpje op het platteland en durfde niet eens de straat over te steken. Na ongeveer een jaar konden we gelukkig een woning krijgen in Uithoorn waar ik werkte.”

Greet: “Mijn zus heeft ons uiteindelijk hiernaartoe gehaald. Erwin werkte toen al in Beverwijk en zij  vond een huis in Wijk aan Zee. Ik zei: Waar ligt Wijk aan Zee? Ligt daar de zee achter?
Erwin vond het huis te klein, mijn zus is er toen zelf gaan wonen. Een paar jaar later kwam het buurhuis vrij en zijn wij haar gevolgd.”  

Zoals veel ‘import’ Wijk aan Zeeërs werden Greet en Erwin al snel actief in het dorp. Zo hielp Erwin bij het uitzetten van palen voor het Rondje Wijk aan Zee. Langs de route lagen meerdere bunkers van de Atlantikwall, maar die waren niet toegankelijk. De vereniging besloot zich in te gaan zetten voor het herstel en beheer van dit erfgoed. Dat betekende uitgraven, opknappen én openstellen.

“De bunkers horen bij onze geschiedenis”, vindt Greet. “Net als de herinneringen van mensen uit het dorp. Jarenlang schreef ik voor de Jutter. En elk jaar rond mei tekende ik wel één of twee oorlogsverhalen op. Daar wilde ik meer mee doen. Wat me drijft is het gevoel dat ik moet opkomen voor mensen die dat zelf niet meer kunnen of er niet meer zijn. Ik ben er een boek van gaan maken. En daarna een podcast serie: Vrijheid is als frisse lucht.”

“Wijk aan Zee was een vesting in de oorlog. Ik ben nieuwsgierig naar hoe het was voor de mensen die hier bleven. Je mocht niet weg en je woonde met de bezetter samen. Maar er was hier geen ellende, er werd niet gevochten, niet geschoten. Het was eigenlijk een van de veiligste plekken om te wonen. Mensen verveelden zich, en die Duitse soldaten ook. Die werden hier vaak heen gestuurd om een beetje bij te komen. Dan wil ik weten: hoe werkt dat? Krijg je op een gegeven moment sympathie voor elkaar?”

Erwin deelt haar fascinatie voor de verhalen uit de oorlog. Hij is één van de gidsen die schoolklassen rondleidt in de bunkers. Van militarisme moet hij niets hebben, aan wapens en uniformen heeft hij een hekel. Maar de bunkers boeien hem. Wie waren de mannen die in die ruimtes hebben geleefd? Wat vertellen de schilderingen en spreuken op de wanden? Iets van kennis en begrip probeert hij over te brengen op de kinderen. “Dan vraag ik: wat denken jullie? Waarom hebben die soldaten dat geschilderd? Hadden ze misschien heimwee naar hun vrouw en kinderen thuis? Daarover praten vind ik interessanter dan een kistje met kogels. En sommige bunkers liggen midden in de natuur. Soms zit ik bij de Lunet op het bankje en zie ik de vissen in het water zwemmen en die mooie bomen. Op die momenten kom ik helemaal tot rust.” Greet: “Hij zit daar zijn eigen erfgoed te bewaken, zeggen we dan wel eens met een geintje.”

Al het lesmateriaal van Greet is inmiddels geborgd in de leerlijn cultureel erfgoed van Museum Kennemerland. De bunkers vormen natuurlijk maar een stukje van het verhaal. Dat vindt ze belangrijk om te benadrukken. De geschiedenis van Wijk aan Zee is veel meer dan dat. Zo spelen vrouwen een belangrijke rol, ze waren hier al relatief vroeg zelfstandig. Als de mannen op zee waren, hielden zij de boel draaiend. Later waren het de vrouwen die de pensions hielden en de koetsjes voor de badgasten organiseerden. Allemaal onlosmakelijk verbonden met de zee. Dat is waar we hier vandaan komen. De zee heeft de loop van de geschiedenis hier bepaald en doet dat nog steeds. Van de vuurboet op het duin tot de strijd bij de lunet, van de kapers op zee tot de rijke Amsterdammers die het dorp tijdelijk allure gaven, van het beeldenpark tot de staalindustrie.

Greet Cudovan:

“Ik ben van maart, een vis dus. Als het kan, ga ik elke dag even de zee in. Wat mij betreft kom ik uit de zee, en ze mogen me er als het zo ver is, gewoon weer terug schuiven. Ze krijgen mij hier niet meer weg.”