Mijn eerste ervaringen met muziek had ik op de lagere school, in de zangles waren er inderdaad een aantal van mijn klasgenoten die, net als in het liedje van Lut Luttik: ‘Een jongetje van 6’ bezongen wordt, een voldoende voor zingen kregen als zij het zwijgen er toe deden.

Zelf hoorde ik gelukkig niet tot die groep, ik mocht zelfs in de eindmusical een aardige rol spelen. Maar over de zangles gaat het hier niet. Op een bepaald moment verscheen er in de muziekles een alleraardigste meneer (Dhr. Kaart) die ons in de maat leerde klappen en tonen leerde zingen. Ook ritmes herkennen en van die trucjes dat de ene helft van de klas een ander ritme moest klappen dan de andere helft. Het sprak me wel aan. Toen er een aanbod kwam voor muzieklessen buiten de school en ik daar wel belangstelling voor had, hebben mijn ouders me opgegeven. Dat eerste jaar was bijzonder gezellig, ritmes klappen, zingen, noten leren lezen en nog veel meer. Dat jaar vloog om. Na het eerste jaar kon je verder en in het tweede jaar kreeg iedereen die doorging verplicht blokfluitles. Ik kan me nog herinneren dat een fonkelnieuwe blokfluit bij ons in huis verscheen. Hij zat in een lichtgrijze piepschuimen doos met een doorzichtig perspex deksel. Het jaar begon en de eerste les was daar. De deur van het gebouwtje stond open en we werden ‘ontvangen’ door een mevrouw die ons in schoolbankjes neerzette. Uit het feit dat ik het nu (ongeveer 55 jaar later) nog weet kunt u opmaken dat deze mevrouw nogal indruk op me heeft achtergelaten.

Vrijwel alles aan deze ‘dame’ was in mijn herinnering kolossaal. Als ze naast je tafeltje kwam staan torende ze meters boven je uit en o wee als je een fout nootje blies. Haar stem, vergelijkbaar met de (een aantal jaren geleden uitgeschakelde) brulboei tussen de pieren, wees je dan terecht: ‘DAAR STAAT EEN G, DAAR STAAT GEEN C, PETERTJE !!!’ Ik sprak onlangs nog een lotgenoot uit die tijd en samen zijn we tot de conclusie gekomen dat deze mevrouw de aaibaarheidsfactor van een krokodil met een ochtendhumeur, en de didactische kwaliteiten van een blok beton op de Noordpier bezat. 

Naast haar volgens ons minimale didactische kwaliteiten, kettingrookte ze ook nog ‘Zware Van Nelle’ in het lokaal. Als je dan thuis van de muziekles kwam vroeg mijn moeder : ‘Zo weer fikkie gestookt?’.

Ik denk dat ik nooit een briljante blokfluiter geworden zou zijn, en daar zullen we nu overigens ook nooit meer achterkomen. Na een of twee lessen was ik in elk geval als de dood voor dat mens. Ik heb het een tijdje volgehouden maar de hoeveelheid lood in mijn schoenen werd per week groter. Op een goede dag is besloten dat ik er niet meer heen hoefde. Einde muzikaal verhaal. Wellicht kent u het verhaal van Roald Dahl : Mathilda? De film die destijds gemaakt is met Danny de Vito als Harry Wurmwood en Mara Wilson als Mathilda? Toen ik die film zag, en het hoofd van de school ‘mevrouw’ Agatha Bulstronk in beeld verscheen, zat ik weer even op blokfluitles.