De gekkigheid van een woonsituatie
In het midden van niets, net voorbij Beverwijk, over de A9 voert een lange toegangsweg naar Landgoed Rorik. Achter de enorme poort gemaakt van de oude IJmuidense sluisdeuren ligt een vrijplaats. Met appelbomen langs de oprit, een prachtige bloementuin, wijnranken van Ronja, restaurant ‘Zacht Staal’ gemaakt van glas, stapels bouwmaterialen en vrolijk samengestelde bouwsels van verweerd hout op het kampeerterrein. Een op het eerste gezicht ongeorganiseerde chaos. Maar er zit een duidelijke gedachte achter. Wie dit heeft bedacht moet wel vrij van geest zijn, geïnspireerd door de natuur, ondernemerszin hebben en de moed om het gewoon te doen. Atse Hamers (42) pacht sinds twee jaar samen met architect Wouter Valkenier en boer Kasper Hoex het Landgoed Rorik, een grondgebied van het recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer. Atse is ondernemer, houdt van de natuur, is vrij van geest en had de moed. Allemaal eigenschappen die ontsproten zijn in zijn jeugd in Wijk aan Zee.
Atse is opgegroeid met ouders, broer, zus en oom, tante, neven en nichten in Jozeboko, het witte huis naast Heliomare. Jozeboko is de voormalige Joodse Zee- en Boskolonie waar arme Joodse kinderen uit Amsterdam in de vorige eeuw hun vakantie doorbrachten.
“Het was fantastisch om daar op te groeien. We waren met zijn elven. De familiesamenstelling was natuurlijk gek, twee broers die met twee zussen getrouwd waren. Nog steeds moeten mensen even nadenken als ik dat uitleg. Mijn neef en twee nichten voelen net zo goed als mijn broer en zussen. En het huis zelf is bijzonder. We hadden een televisiekamer. Een gigantische keuken. En een binnentuin. Het is geen villa maar een groot gebouw. Het is eigenlijk een grote speeltuin. Dus er kon van alles. Er werd gevoetbald in de gang. Ik heb er leren fietsen in de oude eetzaal van het Joodse kinderhuis. Mijn oom bedacht ineens dat het hem leuk leek om er een binnentuin te maken. Dan ging hij dezelfde dag bakken metselen van oude stenen en zette hij er planten in. Er kon een heleboel en dat vond ik leuk. Het was heel vanzelfsprekend voor me. Ik ben geboren als een-na-laatste, als je ook de neven en nichten meetelt. Ik was de eerste die in dat huis werd geboren. De anderen hadden dus nog iets van een ‘normale’ woonsituatie meegemaakt, maar ik niet. Natuurlijk merk je als je met vriendjes gaat spelen dat het niet normaal is. Maar het was mijn realiteit.
Later heb ik dat zeker wel als bijzonder ervaren. Het grenzeloos denken zat erin. Alles kan, in elk geval in het hoofd. Of de uitvoering dan ook kan, zien we dan wel weer. Maar wel gewoon ergens aan beginnen, tien fouten maken, daar leer je van en uiteindelijk los je het op. Tuurlijk ging er wel eens wat mis. Het kippenhok stond tien jaar en we hadden dat gebouwd van oude materialen. Stortte ineens het dak in. Maar twee weken later waren we een nieuwe aan het bouwen. In 1989 werd het oude Emma kinderhuis gesloopt en gingen we daar alle oude balken tussenuit halen. Daar ligt wat mij betreft al de basis.
“Het mooist was toen we hier begonnen op Rorik. Het was een grote puinhoop. Bouwmaterialen, modder, en buren die dat terecht allemaal niet leuk vonden en niet zagen dat het ooit iets moois zou worden. Het was een heftige periode. Mijn vader kwam vaak langs om te helpen en zei, waar ben je eigenlijk in godsnaam aan begonnen. Ik zei, ja pa, veertig jaar geleden heb jij een gebouw gekocht, blind. Want ze mochten niet binnenkijken bij Jozeboko en er alleen omheen lopen. Daarna zijn ze 45 jaar aan het bouwen en knutselen geweest. Dat is natuurlijk net zo knettergek als wat ik nu aan het doen ben. Dus van wie heb ik het eigenlijk? Oja, je hebt eigenlijk wel gelijk zei hij. En hij moest gniffelen.
“Toen ik op mezelf ging wonen, was ik 22 jaar. In een huurhuisje in Beverwijk, waarvan je denkt ‘daar kom ik nooit terecht’. Maar ik moest wel, want Wijk aan Zee zat vol. Ik kwam Maartje tegen, mijn vrouw. Zij woonde in Amsterdam en ben ik een jaartje bij haar gaan wonen in de grote boze stad. Dat was niet echt voor mij weggelegd. We hebben gekeken in Wijk aan Zee maar kwamen toch weer in Beverwijk, daar hebben we een kerkje gekocht. De Prinsesselaankerk. Die hebben we verbouwd tot woning. Daar begon dus al een beetje de gekkigheid qua woonsituatie. We hebben er tien jaar gewoond. Maar we wilden meer ruimte en waren op zoek naar iets wat niet helemaal standaard was.”
We bouwen met het tempo van de natuur
“En toen kwam dit op ons pad. Dat was precies wat we zochten. Waarvan je niet weet dat je het zoekt tot je het vindt. We wilden graag buiten zijn, in de natuur met veel ruimte. Dit is buiten. En we wilden de mogelijkheid om creatief bezig te zijn met de bouw van de huisjes. Op de manier die ik leuk vind, dus met gebruikte materialen. En daarbij een heleboel ruimte om ons heen om dingen te initiëren. Zoals duurzame bedrijfsevenementen. Dit is daar de ideale plek voor. Zo kwamen dingen samen. Een vriend van mij zei dat laatst zo mooi: we bouwen met het tempo van de natuur. Met de groei van de bomen. Je kunt ook binnen een half jaar een heel vakantiepark uit de grond stampen. Dat doen we hier niet.
“Er zijn een paar eigenschappen die terugkomen, ook bij mijn neven en nichten. Van de zes zijn er vier ondernemer. Dat is meer dan gemiddeld uit een gezin, denk ik. Omdat we van huis uit gewend zijn om dingen aan te pakken en te ondernemen. Als je in een proces zit als dit met Rorik, dan realiseer je je opeens dat er veel terugkomt uit mijn jeugd. Zoals het bouwen met oude materialen. Onze huidige woning is een vrachtwagentrailer. Ernaast staat een oud strandhuisje. Die wilden de vorige eigenaren weggooien voor een nieuwe. Wij zeiden zonde en gebruiken ‘m nu voor de verhuur. De groepsaccommodatie is gebouwd met balken van een oude boerderij. Te koop aangeboden op Marktplaats. Het toiletgebouwtje is samengesteld uit gevonden kozijnen.”
“Elke keer als ik een grofvuilbak voorbij rijd, kijk ik of er nog wat in ligt. Je wil niet weten wat mensen allemaal weggooien. Zo zonde. Ook als er een huis verbouwd wordt, vraag ik of ik sloopmateriaal mag meenemen. In Amsterdam stonden er vijftig bedrukte platen rondom een bouwplaats die werden weggehaald. Ik mocht ze zo meenemen. En nu zijn daar wanden van gemaakt. De bomen hebben we allemaal zelf geplant, dat gaat allemaal niet zo snel. Maar dan belt er iemand die zijn volkstuintje moet wegdoen of ermee stopt. En staat daar een vijftien jaar oude kersenboom die hij niet wil omzagen, want dat is zonde. Dan komen wij ‘m uitgraven en hij doet het hier prima.”
“De film ‘The Biggest Little Farm’ (over een echtpaar dat een dor stuk land weet om te toveren tot een weelderig stuk biodivers landbouwgrond – red.) is inderdaad een inspiratie geweest. Ik zag dingen voorbij komen zoals het bouwen met de natuur en het ontwikkelen in het tempo van de natuur. Het is in die film natuurlijk allemaal wel op z’n Amerikaans. Maar toch. Klein voorbeeld, we hadden muizen die aan de gewassen vraten. Toen heeft het Kennemercollege, waar we een samenwerking mee hebben, valkenkasten opgehangen. En meteen het eerste jaar zaten daar drie jonge valken in, en het volgende jaar vier. Nu hebben we iets minder last van de muizen.
“We hebben hier tien vakantiehuisjes gebouwd en een kampeerveldje. Sinds vijftien jaar is het beginnen van een eigen camping zo nu en dan in mijn hoofd gekomen. Dus daar heb ik regelmatig over nagedacht en nu zitten we hier. Een camping heeft altijd iets romantisch. Ik heb vroeger ook altijd gekampeerd, dus het is ook een beetje jeugdsentiment. Gingen we met zijn vijven op fietsvakantie, mijn ouders, broer en zus in Hongarije. De fietsen helemaal volgepakt met tenten, tassen en slaapzakken. We waren een attractie met onze nieuwe fietsen. Kwamen de bewoners hun huizen uit om te kijken wie daar nou voorbij reden. Zo’n fietsvakantie was natuurlijk een gigantische toer met drie kinderen. Het kamperen ben ik de rest van mijn leven blijven doen, ook met mijn kinderen.
“Mijn vader was nauw betrokken bij de oprichting van Cultureel Dorp van Europa en SaWaZ (Stichting Actief Wijk aan Zee – red.). Ik was rond de 20 jaar en heb dat heel bewust meegekregen. Ik vond het fantastisch. Ik heb veel mensen uit Europa ontmoet, die sliepen bij ons. Daar is het ook begonnen, de interesse in andere culturen. Dat zie je hier ook weer terug op de camping. Dat heb ik meegekregen vanuit mijn jeugd. Het delen met andere mensen. Als je iets moois hebt, iets unieks, dat je daar dan ook andere mensen blij mee maakt. Een voorbeeld, we woonden in de kerk in Beverwijk. Dat was een bijzonder huis, met een woonkamer van 100 vierkante meter. We hadden het idee om een huiskamerconcert te geven en hadden de mazzel dat we toen ook een paar goeie artiesten kenden. We hebben gezegd, iedereen die wil, kan komen. Niet alleen vrienden, maar iedereen. Hadden we honderd man in ons huis lopen. Dat was zo leuk dat we het nog tien keer gedaan hebben. We kregen wel de vraag, waarom doe je dat in godsnaam? Vind je het niet gek, honderd man die in je huis rondlopen en je hebt er helemaal niets aan. Nee. We hadden er een heleboel aan. Het was fantastisch om te mogen delen als je daar de ruimte voor hebt. En dat wil ik hier ook bewerkstelligen.
“Dat is wel echt iets Wijk aan Zees. Ik heb een jaartje in Amsterdam gewoond. Ik had links, rechts, boven, onder allemaal buren. Ik kende niemand. Dan woon je er dus een jaar en dan weet je niet eens hoe die mensen heten. Dat is eigenlijk heel gek. In Wijk aan Zee is het heel bijzonder hoe dat gaat. Het zal wel op meer plekken zo zijn, maar ik heb dat nog niet ergens anders gezien. Dingen als Jutterspad waarbij mensen hun huis en tuin openstellen. De Smaakmarkt die met zo’n grote groep vrijwilligers wordt opgebouwd. Het is niet voor niks dat ik steeds naar Wijk aan Zee getrokken word als ik in een volgende woonsituatie kom, dat zit toch in het bloed. Maar het moet gek lopen wil ik uitgekeken raken op Rorik. Er zijn hier eindeloze mogelijkheden. We hebben een pachtcontract voor vijftig jaar. Ik zie me hier vijftig jaar van allerlei dingen doen. Er liggen nog duizend dingen in het verschiet zoals een beeldentuin, festivals, en dat op de mooiste plek die we maar kunnen bedenken. Ik hoop dat we dat hier op het landgoed kunnen bijdragen aan een mooiere wereld. Iedereen moet er gebruik van kunnen maken en van kunnen genieten.”