Volgens mij bestaat (of zeker bestond) er een mensensoort die Hoogovens-mens heet. Het zijn mensen verknocht aan het bedrijf, trots, kritiek van derden op het bedrijf kunnen ze niet goed verdragen en het bedrijf is voor hen een toekomst vol zekerheid. Mijn vader Johannes Franciscus de Wildt was zo’n Hoogovens-mens.

Een aanloop bij Van Leer

In 1937 kwam mijn vader vanuit Rotterdam naar Beverwijk om als bouwkundige te gaan werken bij Van Leer’s Walswerken N.V. Bernard van Leer was een Joodse ondernemer met een bijzondere stijl. Zo organiseerde hij in 1938 het grootste Sinterklaasfeest, dat de IJmond ooit kende voor 1200 kinderen in de tent van zijn eigen circus Kavaljos. Van Leer verordonneerde dat zijn kaderleden Zwarte Piet moesten zijn en mijn vader was Sinterklaas. Met zulke daverende festijnen maak je van je bedrijf ook echt een gemeenschap.

Die stijl vinden we later ook bij Hoogovens-mensen terug. Als de Duitse bezetter in het begin van de oorlog maatregelen afkondigt tegen Joodse bedrijven, wordt de walserij van Van Leer – waar 1000 mensen werkten – na moeizame onderhandelingen, overgedragen aan Hoogovens. Zo kwam mijn vader in dienst van de K.N.H.S.

De moeilijke oorlogstijd

Over de werkomstandigheden in de oorlog heeft mijn vader nooit zoveel verteld. In zijn nalatenschap vond ik papieren waarin de KNHS en de bezetter verklaren dat hij dringend noodzakelijk is voor de instandhouding van het bedrijf. Ook een briefje waarin Hoogovens tegenover de bezetter verklaart dat hij zijn fiets nodig heeft en dat men verzocht wordt van inbeslagname af te zien. Ook een ‘Sonderausweis’ om van en naar de Hoogovens te kunnen gaan.

De vrijstelling

Toch was hij niet helemaal veilig voor de Arbeitseinsatz, want bij ons thuis waren maatregelen getroffen, dat hij in een loze ruimte boven de schuifdeuren zou kunnen kruipen en van dokter Melchior – bekend uit het verzet – kreeg hij een briefje dat hij wegens difterie thuis moest blijven. Uit de beschrijvingen in boeken is wel bekend dat het een moeilijke tijd was, maar in goed collegiaal verband was er ook veel te versieren op het gebied van eten en brandstof.

Na de oorlog werd mijn vader ingezet bij de BS, de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij kreeg de beschikking over een motor en moest in Wijk aan Zee o.a. de inventaris van de bunkers gaan opruimen. Ik heb nog steeds een bureau, dat uit een van die bunkers afkomstig is.

Bouwen aan een groot bedrijf

De wederopbouw van het bedrijf en de nieuwe investeringen in de jaren vijftig in de Breedbandwalserijen en de MEKOG betekenden een gouden tijd voor de afdeling Nieuwbouw waar mijn vader als opzichter werkzaam was. De verdere uitbreiding van het bedrijf qua grondgebied heeft voor mij een steeds oplopend verlies aan speel- een leefruimte betekend. We speelden als jongens graag in het gebied van de voormalige buitenplaats Rooswijk, een terrein dat het Witte Hek heette en waar je op landjes kon voetballen en hutten bouwen. Een avontuurlijk terrein waar later het Opleidingscentrum en Hoofdkantoor II verrezen.

Dierbare herinneringen bewaar ik ook aan het Rooswijkerlaantje en de Bosweg naar Wijk aan Zee. Met de fiets heen over de kasseien van de Zeestraat en dan terug via de bergetappe van de Bosweg, dat was onze eigen Tour de France. Later verdween ook de tankval, waar ik stekelbaarsjes en donderkopjes ving in een schepnetje gemaakt uit een oude nylonkous. Hoogovens was in die tijd ook veel zichtbaarder dan nu. Je kon langs de buitengrenzen van het terrein fietsen en had dan zicht op de bedrijvigheid. Je kon niet het terrein op, daar zorgde de terreinpolitie voor.

Toen de nieuwe cokesovens aan de zuidkant werden gebouwd zat mijn vader met zijn collega’s in een bouwkeet aan de buitenkant van het terrein. Daar kon ik hem opzoeken op zijn werk, dat was uniek. Ik beleefde daarbij overigens een angstig moment toen ik naar de WC ging en de deur niet open kon krijgen. Heel veel uitbreidingen heeft mijn vader meegemaakt. Er werden geavanceerde technieken gebruikt, zowel in de staalconstructies als in beton. Mijn vader publiceerde daarover in het blad ‘Cement’.

Het laatste deel van zijn loopbaan was mijn vader hoofd van de afdeling planning nieuwbouw. Een kleine eenheid, die door nauwgezette planning van de bouwwerken, kostenbesparing voor het bedrijf  realiseerde. De kennis van deze afdeling is later ook gebruikt bij de bouw van de Amsterdamse Metro.

Mijn vader kon daar trots over vertellen. Tijdens het eten zei hij dan bijvoorbeeld: “We hebben vandaag weer een miljoen verdiend.”  Ik – toen verkerend in mijn puberteit – reageerde met: “En hoeveel heeft u daar zelf van gehouden?”  Een woedende reactie van mijn vader was mijn loon. De mogelijk eerste symptomen van materialisme of Marxistische sympathieën werden rigoureus de kop in gedrukt.

Bij Hoogovens werkte je niet voor jezelf, je werkte voor het bedrijf. Mijn vader sprak met eerbied over zijn bazen, zoals meneer Ingen Housz en meneer Drijver. Het verhaal wil, dat die de mensen op de werkvloer nog persoonlijk kenden.

Werkgemeenschap

Niet voor niets heet een van de hoofdstukken in het jubileumboek uitgegeven in 1968 bij het 50-jarig bestaan van Hoogovens: ‘Van werkgelegenheid tot werkgemeenschap’.

Ik merkte thuis dat er sprake was van een grote collegialiteit. Ook buiten het werk waren er contacten met de collega’s. Bij ons thuis werd er verbouwd: de schuifdeuren van de kamer en-suite verdwenen en op die plaats verscheen een etagère met onderin een drankkastje, dat mijn vader trots zijn ‘bar’ noemde. Die werd met de hele club van zijn collega’s ingewijd, er werden liederen gezongen en gedichten gepresenteerd.

Bij verjaardagen werden grappen uitgehaald. Mijn vader had een keer de wens geuit om een motor met zijspan te bezitten. Op zijn verjaardag hadden zijn collega’s er een voor hem gemaakt. Van schroot wel te verstaan met een klein houten kinderkarretje als zijspan. Hij werd daarmee bij de koffiepauze vrolijk op de foto gezet en daar leek het feest mee gevierd. Wat mijn vader niet wist was dat de ‘motor ‘ daarna naar ons huis aan de Zeestraat werd gebracht en in de voortuin geplaatst. En om het nog erger te maken: in de krant was een advertentie geplaatst:

Licht motorrijwiel te koop. Spoed gewenst

Spotkoopje

Te bevragen maandagavond na 6 uur

Zeestraat 223

Een fikse reeks mensen kwam bij ons aan de deur. Sommigen konden er hartelijke om lachen, maar bij een enkeling kon met moeite de woede worden getemperd. Als kinderen profiteerden wij ook van Hoogovens als werkgemeenschap. De personeelsvereniging De Gieteling was actief en organiseerde jaarlijks mooie Sinterklaasfeesten in het Kennemer Theater.

Diezelfde Gieteling had ook een inkoopcombinatie met een eigen winkel in Velsen-Noord. Daar kwam mijn eerste, echte nieuwe fiets vandaan, toen ik in Haarlem naar de middelbare school ging. Een lichtgrijze sportfiets met trots de G van Gieteling erop. In onze servieskast staan nog altijd de Zilmeta dekschalen, die we bij de Gieteling kochten als onderdeel van onze uitzet, samen met lakens en dekens.

Hoogovens is zekerheid

De liefste wens van mijn vader was, dat al zijn kinderen bij Hoogovens zouden werken. Dat gaf immers zekerheid.

Bij Hoogovens kon je altijd terecht voor werk, dat was algemeen bekend. Onze buurtkapper annex sigarenwinkel Beemsterboer en groenteboer Schotvanger, die hun winkels zagen wegkwijnen onder de concurrentie, konden zo bij het bedrijf terecht. Ze kregen functies als corveeër of handlanger, maar hun sociale lasten waren gedekt.

De wens van mijn vader is niet in vervulling gegaan. Slechts één van de vijf zonen, mijn broer Flip, is een echter Hoogovensman geworden en heeft meer dan 40 dienstjaren  gewerkt bij de afdeling personeelszaken. Mijn zus Marijke werkte er een paar jaar o.a. bij de NEBAM. Wel kunnen we zeggen, dat alle kinderen een vakantiebaantje op de Hoogovens hebben gehad, zoals ik in 1958 bij het Verkoopkantoor voor Walserijproducten.

Afscheid van Hoogovens. Foto’s Archief Jan de Wildt

Daar leerde ik van mijn vader het eerste lesje integriteit. Bij het verkoopkantoor kwam iemand de behoefte aan kantoorartikelen opnemen. Mijn begeleider zei: als je straks gaat studeren, heb je vast wel wat nodig, een bloknoot, pennen e.d. Ik kon de verleiding niet weerstaan en bestelde het een en ander. Toen ik ermee thuis kwam, kreeg ik een sermoen van mijn vader. Ik moest de spullen terugbrengen en dat lesje heb ik altijd goed onthouden.

Toen ik afstudeerde heb ik – min of meer uit beleefdheid – wel bij Hoogovens een oriënterend sollicitatiegesprek gehad. Voor een politicoloog lag een baan daar niet zo voor de hand, maar bij de afdeling Externe Planologie van Ir. Van Someren waren misschien mogelijkheden. Het is er niet van gekomen. Even later werkte daar overigens wel een studiegenoot van me.

Hoogovens eist ook zijn tol

Hoogovens sloeg zijn vleugels uit ook buiten de IJmond. In Delfzijl werd de aluminiumfabriek ALDEL gebouwd en er werden plannen gemaakt voor een tweede  Hoogovenbedrijf op de Maasvlakte bij Rotterdam. Mijn vader was bij beide projecten betrokken en dat was behoorlijk spannend.

Uiteindelijk ging de Maasvlakte niet door en dat was een heel grote teleurstelling voor hem. Sinds het afblazen van dat project ging het met zijn gezondheid hard achteruit. Eerst was hij overspannen en later kwamen daar hernia en drie hartinfarcten bij. Het harde werken had kennelijk ook zijn tol geëist. In 1972 – hij was toen 60 jaar – moest hij om gezondheidsredenen gedwongen afscheid nemen van het bedrijf. In 1976 is hij overleden, een week voor zijn 65ste verjaardag.

Hoogovens als een draad door je leven

Terugblikkend constateer ik dat Hoogovens ook als een soort draad door mijn eigen leven loopt. Ik werd op 20 juni 1941 geboren op het tijdstip dat de Hoogovensfluit ging, een signaal dat de werktijd voor de dagploeg ten einde was. Niet iedereen had in die tijd kennelijk een horloge. Ik heb het bedrijf zien groeien en steeds grotere delen van mijn leefruimte in beslag zien nemen.

Toen ik in 1966 trouwde, ging ik wonen nabij Tussenwijk op het adres Zeestraat 355a. Het was een voormalige dienstwoning van het bloembollenbedrijf Seignette, dat zijn landerijen aan Hoogovens had verkocht in verband met de uitbreiding van het bedrijf aan de noordkant van de Zeestraat. Vanuit ons huis konden we de bouw van de nieuwe walserijen volgen.

Met de oversteek van Hoogovens over de Zeestraat leek de groei nog niet voltooid, want in 1975 kreeg ik als lid van de gemeenteraad te maken met de plannen om het bedrijf tot in zee uit te breiden. Dat ging gelukkig niet door.

Tata Steelworks beslaat nu een terrein zo groot als het grondgebied van de gemeente Bussum. Dat ‘gat in de kaart van Noord-Holland’ – zoals ik het vaak noem – heeft me altijd geïntrigeerd. Een stuk Noord-Holland waar je letterlijk omheen moet en figuurlijk niet omheen kunt

Nu woon ik aan de Tappenbeckstraat met jaarlijks direct uitzicht op het Tata Chess Tournement. Tata – of zoals ik nog steeds liever zeg: ‘Hoogovens’ – voor, achter en naast je. Je ziet het, je hoort het, je ruikt het en je voelt het. Zo gaat dat in Wijk aan Zee.

Zo beschouwd ben ik ook een Hoogovens-mens. Misschien zit het wel in de genen.