Liefde in tijden van corona
Mans schrikt op uit zijn gedachten. Ik moet haar achterna, waar is ze, dat is de enige gedachte die in zijn hoofd bruist. Ik moet haar nu vinden. Uit het niets stond ze net ineens voor hem, ja hier, voor de schappen van het toiletpapier. Blond haar en mooie blauwe ogen en met een brede glimlach keek ze hem uitdagend aan. Er stonden nog maar 2 pakken toiletpapier op het schap, op ooghoogte, de uitgelezen plek om het duurste papier uit het assortiment te presenteren. Koninklijk, in een zalmroze kleur. Soft feel, wat betekent dat elke rol bestaat uit maar liefst 5 laagjes duurzaam papier. En om van het toiletbezoek een onvergetelijk feest te maken, is het papier ook nog eens bedrukt met een lichtgrijs motief vol kleine flamingo’s.
Terwijl Mans verstomd naar adem en woorden zocht om deze mooie blonde vrouw aan te spreken, werden voor hun ogen de laatste twee pakken toiletpapier uit het schap weggerukt. Een oudere man gooide de pakken in zijn overvolle winkelwagen. Triomfantelijk keek hij naar zijn vrouw, met zijn hoedje en snor precies een jager die raak heeft geschoten. Zijn vrouw had een wollen sjaal voor haar mond gewonden. Mondkapjes zijn nog nergens te koop. Met haar haar valse ogen keek ze vol trots naar haar held. Ook deze buit was binnen.
De eerste coronamaatregelen zijn gisteren door de overheid aangekondigd. Het is alsof er een oorlog is begonnen. Een oorlog zonder wapens, een oorlog met een onzichtbare vijand die als een grote inktvis haar tentakels over de aardbol heeft gegooid en de mensen verdeeld in de dragers van het virus en de dragers van de angst om het virus te krijgen. Iedereen kan bij de vijand horen, je kunt niemand meer vertrouwen.
De spanning voor het schap was even te snijden geweest. De kortste flirt in zijn leven, bruut onderbroken door deze oude jager. De spontane, open lach van de blonde vrouw was omgeslagen. “Stelletje oude hamsters”, had ze kil gezegd, “ik wens jullie een heerlijke partij diarree.” En met een schamper lachje had ze zich omgedraaid en was kordaat weggelopen. Haar hoge hakken ritmisch meetikkend met de draaiende beweging van de mooiste billen die hij in zijn leven heeft gezien. En zo liet ze hem achter, in dit geplunderde winkelpad.
Kunt u nu eindelijk eens doorlopen, roept de oude vrouw door haar gehaakte sjaal heen, terwijl ze tegen zijn winkelwagen botst. Mans schrikt op. Waar is ze? Die mooie blonde krulletjes, die ogen. Shit, ze is al voorbij de kassa, op weg naar de uitgang. Verwilderd kijkt hij de oude vrouw aan, springt naar haar overladen winkelwagen, scheurt een van de twee pakken wc-papier open en grist er een rol uit. Hij sprint weg, laat zijn winkelwagen eenzaam achter bij het verschrikte oude echtpaar. Elke seconde telt nu. Als een atleet zigzagt hij tussen winkelwagentjes door, uit zijn ooghoek ziet hij dat er ruimte ligt bij de zelfscan. Hij neemt een aanloop en springt als een hordeloper over de poortjes. Snel, want ze is al bij haar fiets. Hij pakt een pen van de sigarettenbalie, schrijft gehaast zijn telefoonnummer op de eerste vellen van de wc rol, dwars over de flamingo’s heen en rent naar buiten. Ze fietst net weg, maar kijkt gelukkig om als hij haar roept. “Hier”, zegt hij hijgend, “ik geef je hier een belangrijke rol in mijn leven.” Tevreden over zijn spontane openingszin met subtiel woordgrapje, zoekt hij naar meer woorden. Maar hij heeft alles gegeven en komt niet verder dan haar een fijne avond te wensen. ‘’Dag Cowboy”, zegt ze, en verdwijnt in de schemering.
Die avond gaat de telefoon en hij neemt op: “Met Mans.” Het blijft even stil, en dan hoort hij haar stem: “Een fijne avond? Dat was wel heel weinig tekst Mans. Ik dacht ik bel je gewoon, zonder te weten waar ik in nu in rol.” De foute woordgrap breekt het ijs. Ze heet Anne, en meer dan twee uur lang praten ze onafgebroken met elkaar. Van vrolijke coronagrappen tot de highlights uit hun levensverhalen, ze raken niet uitgepraat. Geen van beide is in staat het gesprek te beëindigen. Net zo onzichtbaar als het virus is deze prille liefde. De kiem van een groot verlangen is geplant.
Die nacht woelt Mans in zijn bed, vol van deze ontmoeting. Hij wil haar zien. Nee, hij moet haar zien. Maar ze heeft duidelijk aangegeven dat ze bang is, vanwege de mantelzorg voor haar zieke moeder. Ze blijken dicht bij elkaar te wonen. Hij kan vanuit zijn appartement het dak van haar woning zien. Het liefst zou hij daarheen rennen en aanbellen. Maar ze was heel duidelijk. “Sorry, ik ben gewoon bang”, had ze gefluisterd.
Vanaf die avond spreken ze elkaar dagelijks. In de ochtend bellen ze elkaar wakker, en gedurende de hele dag zijn ze met elkaar verbonden via een continue flow van berichtjes en telefoontjes. Alleen een zoom-meeting onderbreekt af en toe het contact. Als ze gaan slapen wensen ze elkaar minstens drie keer achter elkaar een goede nacht. Mans krijgt weinig meer uit zijn handen, hij hunkert ernaar haar te zien.
Wanhopig belt hij zijn beste vriend Pieter. Pieter is normaal slecht te bereiken, hij heeft een eigen bedrijf, is altijd druk en reist veel. Nu is hij ineens elke dag thuis. Samen met zijn vrouw en hun vier kinderen heeft hij zich ingenesteld. Pieter luistert naar de verhalen van de hunkerende Mans en lacht om de dwaze verliefdheid van zijn vriend. Hij tart Mans met alles wat die juist niet wil horen, en schudt de een na de andere dooddoener uit zijn mouw. Het verlangen is belangrijker is dan het bezit. De weg is mooier dan de bestemming. De jacht is mooier dan de vangst. Pieter probeert Mans ervan te overtuigen dat hij maar beter kan wennen aan hoe het leven er in de post-coronatijd uit zal zien. “We gaan minder consumeren Mans, en we zullen op een andere wijze met elkaar verbonden zijn. Voor jou als vrijgezel zal slowdaten de nieuwe vorm worden, binnen een soort quarantaine-monogamie. Dus Mans, probeer nu maar te genieten van het verlangen, want er komt een dag dat je maar één ding mist: het verlangen zelf.” Mans lacht. “Pieter”, grapt hij, “post-corona zal het juist totaal doorslaan. Het wordt één grote orgie, we houden dit nooit lang vol.”
De dag erna zit het Mans toch dwars dat zijn vriend niet open lijkt te staan voor zijn lyrische liefdesperikelen. Deze vrouw is de liefde van zijn leven, hij snakt ernaar haar te zien, aan te raken. Tussen de vele gesprekken met Anne door, belt Mans nu ook dagelijks met Pieter. Mans is zo vol van Anne, dat het hem niet opvalt dat Pieter met de dag somberder klinkt en steeds nukkiger reageert. Tot Pieter hem op een dag ruw onderbreekt. “Mans”, zegt hij in paniek. “Ik heb het gevoel dat ik niet meer goed kan ademen, alsof ik muurvast zit. Mijn kleine omgeving, het thuis werken, al het huiswerk van de kinderen, het lukt me niet meer, mijn bedrijf gaat slecht. De stress grijpt me naar de keel. Ik moet geloof ik ook aan de beademing, ik heb ruimte nodig en plezier, nieuwe levenslust.”
Mans drinkt die avond een paar glazen wijn, en zoekt naarstig naar de houvast die hij van Pieter niet krijgt. Hij zoekt op internet op het woord verlangen en vindt een tekst van Goethe die hij direct tot zijn waarheid maakt: alleen wie het verlangen kent weet wat ik lijd. Na nog een glas wijn besluit hij Pieter te bellen om te zeggen dat hij gisteren is geschrokken van zijn woorden. Maar al binnen een minuut kan hij het niet nalaten het weer op zichzelf te betrekken. “Pieter”, zegt hij, “jij moet gewoon ook weer een verlangen hebben, alles begint en staat met verlangens, onbevredigende verlangens maken de mens ongelukkig. En Pieter, jij hebt het allemaal: de liefde, een gezin. Dat is waar ik nou juist naar verlang.”
Mans belt Anne en overspoelt ook haar met de teksten over verlangen. “Anne”, roept hij uit, “ik denk steeds aan jou, ik kan gewoon niet meer normaal werken. Vanmorgen las ik in het Parool dat veel mensen in deze tijd met hun verlangens worstelen. Er wordt veel porno gekeken en de verkoop van seksspeeltjes vliegt de pan uit. Anne, ik hou het niet uit, ik ben zo verliefd op je, ik wil je zien. Er stond ook dat huid-op-huid contact een basis levensbehoefte is. Een paar weken zonder intiem contact gaat nog net, maar als het te lang duurt, lijdt het onherroepelijk tot somberheid en depressieve gevoelens. Door elkaar aan te raken wordt er oxytocine aangemaakt, dat werkt stressverlagend en versterkt het immuunsysteem. Zo kunnen we weerstand opbouwen tegen het coronavirus.” Anne schatert het uit om dit betoog. Mans lacht zelf ook. “Ik app het artikel wel naar Pieter”, zegt hij “misschien kan die iets met de huid-op-huid theorie.” En dan springt hij op uit de bank: “Anne, wil je dan in ieder geval virtueel met me dansen?”
Nadat ze een uur lang om de beurt een nummer hebben gekozen en elkaar tijdens het dansen op het scherm diep in de ogen hebben gekeken, vallen ze bezweet neer, allebei in hun eigen bank. Als ze bijgekomen zijn, vraagt Mans: “Anne, wil jij anders mijn ‘quarantine’ zijn? Anne is even stil, ze lacht opeens verlegen. “Kom maar naar mijn huis. We kunnen in ieder geval samen een mooie wandeling maken. Maar wel met afstand, daarna zien we wel Mans.”
Als Mans vroeg in de ochtend in de armen van Anne wakker wordt, belt Pieter. Opgetogen neemt hij op, hij kan niet wachten zijn vriend te vertellen over deze nacht. Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. Dan zegt Pieter: “Mans, Charlotte en ik hebben gisteren besloten om voorlopig uit elkaar te gaan, om even afstand te nemen, het ging niet meer zo op elkaars lip. Ik heb gisteren in een hotel geslapen. Mag ik alsjeblieft de komende weken bij jou logeren?”
Martin de Vlugt / Fotografie Simone van Ballegooie