Werken aan vrede
Simon Soesan (69) verhuisde op jonge leeftijd naar Haifa in Israël. Meerdere malen per jaar keert hij terug naar Beverwijk en ziet hij hoe zijn geboortestad voortdurend verandert. Maar ook zijn thuisland Israël zal na 7 oktober nooit meer hetzelfde zijn. “De onschuld is weg, ook binnen de vriendschappen.”
We spreken af in Snackbar Oase, verhuisd, maar nog altijd een begrip in Beverwijk. Ik tref Simon in de hoek, alleen aan een tafeltje, gebogen over een patatje met mayo. Zichtbaar aan het genieten.
“Eens in de twee maanden kom ik naar Holland en dan moet ik ook altijd even naar Beverwijk en Oase. De beste snackbar in de wereld. Zie je de oude foto´s aan de muur? Zo ken ik het nog, het is een deel van mijn jeugd. Dat het nu op een andere plek zit, maakt me niet uit. Dingen veranderen, moeten veranderen.”
“Beverwijk is een stad die voortdurend verandert. Kijk naar de hoek waar Oase vroeger zat, die krijgt nu een heel andere uitstraling. Dat is heel jammer. Je kunt er voor gaan liggen, maar dat heeft geen zin, want je kunt het niet tegenhouden.”
Simon was 17 toen hij uit Beverwijk wegging. “De stad voelt nog steeds vertrouwd, ik volg alles via Facebook: de harddraverij, de kermis. Het blijft een dorp en het is waar je vandaan komt. Ik woon nu 42 jaar in Haifa en dat is mijn thuis. In Amsterdam voel ik me niet fijn meer, maar hier wel. Ook al is de Plantage mavo er niet meer, met meneer de Klerk, of de Luxor Bioscoop. Hoeveel voorstellingen ik daar niet heb gezien. De stad moderniseert, maar mijn geboortehuis aan de Baanstraat 78 staat er nog steeds.”
Veranderingen in Israël
Niet alleen Beverwijk verandert, ook zijn thuisland Israël is na de aanval van Hamas op 7 oktober een ander land geworden. “Militair gezien was de aanval geniaal. Ze hebben ons in slaap gesust en daarna zijn er dingen gebeurd die qua wreedheid niet te beschrijven zijn. Ik weet niet welke fantasie van mensen zoiets kan bedenken, 1500 doden op een dag. Daarom hebben we het land niet opgericht.”
“We hebben nooit eerder een oorlog gevoerd die zo lang heeft geduurd. We zitten zelfs in de uitzonderlijke situatie dat de veiligheidszones die we nodig hebben om van de raketaanvallen af te komen, in Israël zelf liggen. Dat is belachelijk, dat heb ik nog nooit meegemaakt. In het noorden zijn prachtige streken verwoest, de stadjes Krita Shmona en Metula: niets van over.”
Simon Soesan in zijn geliefde Oase. Foto Roetz
“In Israël leefden de mensen altijd vreedzaam naast elkaar. Joden, moslims, christenen. Je kan er in een burka lopen als je wil, terwijl daar in Europa een hoop gedoe om wordt gemaakt. Veertig jaar geleden woonden mijn schoonouders in Ashkelon en op zondag gingen we steevast naar Gaza om er inkopen te doen. Daar kocht je de beste humus van de wereld. En ik ben verslaafd aan humus.”
“Maar deze onschuld of naïviteit is veranderd in een steenkoud hart. Veel burgers in Israël waren bezig met vrede en coëxistentie. Ook veel van de ontvoerde Israëli’s waren betrokken bij de vredesbeweging. Dat juist zij het slachtoffer zijn geworden, heeft alles in een ander licht gezet, de meningen verhard.”
“Er worden ondertussen veel leugens verspreid. Israël bombardeert een ziekenhuis, wat later geen ziekenhuis blijkt te zijn. De haat jegens ons komt door wat wij van dat land gemaakt hebben: het hightech wonder van de twintigste eeuw. Zoveel innovatie komt uit Israël. Het is niet voor niks dat de research afdelingen van grote bedrijven als Google en Microsoft in Israël zitten.”
“Dat de beeldvorming jegens Israël zo kantelde is jammer en niet terecht, maar wat doe je eraan? Er is een Israëlisch spreekwoord dat zegt: als het hele dorp zegt dat je zuster een hoer is, dan kan je ze nu vertellen dat je helemaal geen zuster hebt. Ga ze maar overtuigen, maar het lukt toch niet meer, de leugens zijn al verspreid.”
Impact op mijn familie
“We zijn onlangs gezegend met ons tiende kleinkind. Een van mijn dochters heeft me verteld: ik blijf hier niet zitten hoor. Ik ga mijn kinderen niet een oorlog insturen die niemand nodig heeft. Ik wil mijn drie zoons niet in het leger hebben. Dan moet je net mij hebben, een trotse zionist die geknokt heeft om zijn leven op te bouwen in Israël. Ik heb in het leger gezeten, ben commando geweest, heb vrienden verloren, ben gewond geraakt. Ik heb alles meegemaakt.”
“Het is mijn generatie niet gelukt om vrede te brengen en veiligheid, dat doet pijn. Ik had het naïeve gevoel dat ik als soldaat de moeilijkste hobbel zou nemen, zodat mijn kinderen die niet hoefden te nemen als ze het leger ingingen. Dat is niet gelukt. Mijn kleinzoon van 13 moet over vijf jaar het leger in, wat heb ik dan gedaan de afgelopen vijftig jaar? Dat voelt als falen.”
“Onze kleinkinderen wonen allemaal in de buurt en komen veel bij ons thuis in Haifa. We hebben een groot balkon waarop ze kunnen spelen en als er vliegtuigen overvliegen of er is een luchtalarm, dan kleuren ze gewoon door. En dat is juist wat ik niet wil. Ik wil niet dat het gewoon voor ze wordt. Daarvoor heb ik geen familie opgebouwd in Israël. Om gebombardeerd te worden. En op zo’n moment realiseer ik me opnieuw dat het mijn generatie niet is gelukt om vrede en veiligheid te creëren.”
Veranderingen in de omgeving
“In het dagelijks leven zit de verandering ook in de kleine dingen. Ik reis veel met het openbaar vervoer. Israëli’s houden ervan om juist in de trein hoorbaar de meest intieme verhalen te vertellen over de telefoon. Ook de Arabische Israëli’s, maar die hoor je nu minder, die houden zich gedeisd, want er is iets kapot gegaan op 7 oktober.”
“Zelfs in Haifa, wat bij uitstek de stad is van de coëxistentie. Alle religies wonen daar samen en we hebben onze kinderen naar een openbare school gestuurd, zodat ze ook Engels en Arabisch leerden. Zodat ze hun buurman ook kunnen verstaan. We zijn er de Open Huis Moskee begonnen, om de relaties goed te houden. Wat je kent, vrees je immers niet. Ik heb ook nog eens veel Arabische vrienden, maar zelfs binnen de vriendschap is het anders. Waarom is er geen moslim in de wereld opgestaan om de aanval van 7 oktober te veroordelen?”
“Ik zal je een voorbeeld geven van die sluimerende verandering. Ik zwem graag en mijn zwemvriend Younis is moslim. Hij heeft vier zonen en een dochter. De zonen heeft hij allemaal laten dienen in het Israëlische leger, ook al zijn moslims niet dienstplichtig. Hij heeft het toch gedaan, want Israël is het land waarin ze wonen.”
“Toen hij erachter kwam dat het Israëlische leger iets had gebouwd op een stuk grond dat ooit aan zijn familie toebehoorde, is hij vijftien jaar bezig geweest met rechtszaken. Uiteindelijk heeft hij gewonnen. Hij is niet kwaad op de staat, maar wilde gewoon wat zaken rechtzetten.”
“We praten veel over politiek en ik zei laatst tegen hem: Younis, kijk eens hoe ver het allemaal is gegaan. Er vliegen continu raketten over, er is een bloedbad aangericht door Hamas. Palestijnse burgers worden het slachtoffer. Hij kijkt me aan en zegt: doe nou niet alsof je naïef bent. In de Arabische wereld gebruiken we een ander soort geweld dan jullie. Jullie slaan elkaar met een bierfles op de kop en gaan dan samen de bar weer in. Voor ons heeft het heden helemaal geen functie.”
“Ik vroeg hem: wat had jij gedaan, als ze tot hier waren gekomen om mijn zoon te vermoorden? Had je ze geholpen? Zonder meer, antwoordde hij eerlijk. Ik zei tegen hem: dat snap ik, maar ze zouden jou ook niet hebben laten leven. Omdat je zo lang in Israël hebt gewoond en in hun ogen een verrader bent. Daar moest hij weer over nadenken.”
“De onschuld is weg, snap je. Ook in de gesprekken. Niemand gelooft meer in een vredesverdrag. Vrede is niet dat je het eens bent, maar dat je elkaar met rust laat. Die blinde hoop dat het goed gaat worden, is er niet meer. Hamas duldt geen Joodse aanwezigheid in het Midden-Oosten. Als we met rust gelaten willen worden, moeten we sterk zijn, dat is de tendens. Desnoods met hekken om het land.”
Meewerken aan verandering
“Het is niet zo dat ik alles maar wil goedpraten. Natuurlijk heeft mijn land veel fouten gemaakt. Natuurlijk is het leed in Gaza niet om aan te zien. De grootste fout die Israël heeft begaan is hoogmoed. Ze hebben te weinig oog gehad voor wat er broeide, de waarschuwingen weggewoven. Niet willen luisteren naar andere geluiden. Het land heeft slechte leiders.”
“Ik zal alles doen wat ik kan om het tij te keren. Ik ken een groot deel van de politieke top van Israël persoonlijk. Dat heeft te maken met het leger. Als reservist maakt het niet uit wie je bent. Je veegt de straten als dat nodig is, ook al ben je minister of bankdirecteur, en dat is de band die het leger schept, je bent samen één.”
“Binnen mijn netwerk ben ik me aan het inspannen, zodat er tegenover het rechtse blok een ander blok komt te staan. De kracht van het rechtse blok in Israël is dat ze een leider kiezen en daar pal achter blijven staan, wat hij ook doet. Centrumlinks heeft juist een probleem met het kiezen van een leider, want iedereen wil leider zijn. De dag nadat je gekozen bent, beginnen ze messen in je rug te steken.”
“Ik heb veel gesprekken gevoerd na 7 oktober en heb me aangesloten bij de Arbeiderspartij. Ik zit inmiddels in een denktank om te kijken hoe we een front kunnen gaan vormen tegen rechts.”
Wie een leven redt
“Ik zou het een afgang vinden als mijn dochter echt besluit om weg te gaan, omdat ze haar geluk hier niet kan vinden. Ze is van de generatie die in de jaren negentig moesten zien dat er bussen werden opgeblazen, met vriendjes erin. Papa ging altijd mee met de bus en ik had een pistool bij me. Om olifanten mee weg te jagen, zei ik dan altijd. Waarop mijn dochter antwoordde: maar er zijn toch geen olifanten in Haifa? Dat komt omdat papa een pistool bij zich draagt.”
“Ook mijn vrouw zegt wel eens: als het zo door blijft gaan, wil ik hier niet blijven wonen. Ik wel. Ik ga nergens heen, ik blijf hier, zeg ik dan. Ik ben ooit weggejaagd uit Beverwijk, heb veel antisemitisme meegemaakt. Ik werd als kind nagelopen uit school. Brillenjood, riepen ze dan. Centenbak, joodje. Het maakte me niet uit, ik wist al dat ik naar Israël zou gaan.”
“Toch ben ik van deze stad blijven houden. We speelden vaak buiten, kwam ik met vieze kleren en geschaafde knieën thuis zodra het donker werd.
De familie Soesan
Mijn vader had drie kledingzaken. Dameskleding, herenkleding en een shop-a-gogo, de allereerste. Mijn ouders hadden de oorlog overleefd, omdat ze konden onderduiken bij de familie Snelle. Ze hebben in die jaren meegewerkt op de boerderij.”
“In het joodse wetboek ‘de misjna’ staat dat wie een leven redt, de hele wereld redt. Toen mijn ouders uit de onderduik kwamen, werden ze geconfronteerd met de dood van honderden familieleden. De families van mijn vader en moeder waren dus behoorlijk ingekrompen, maar nu leven er 32 achterkleinkinderen. Als we als familie samen willen komen, moeten we een zaal huren. Dus het klopt wat er staat, met een mensenleven red je de hele wereld.”
Hopen op vrede
“Ik blijf in vrede geloven. Al is de haat nu grenzenloos. Als je alles afpelt is een Arabische moeder net zo verdrietig over de dood van haar zoon als een moeder uit Israël. Ik heb als soldaat gediend en veel meegemaakt, maar als je één ding kunt leren over oorlog is dat hoe noodzakelijk een oorlog soms ook kan zijn, dat uiteindelijk niemand wint. Het is bizar, het is dom en wreed. Maar soms moet je oorlog voeren om je familie te beschermen.”
“Ik zat in een organisatie die vanuit Israël zieke kinderen hielp in Gaza. Dat is allemaal stopgezet, terwijl die kinderen niet minder ziek zijn. Nu ben ik adviseur van een organisatie die de dialoog tussen Israëli’s en Palestijnen in stand wil houden. Er moet een gesprek komen. Vrede maak je met vijanden, niet met vrienden.”
“Ken je het verhaal van die indianenjongen. Die vroeg zijn grootvader naar goed en kwaad. Die zei: ieder mens heeft twee wolven in zich. Die van het goede en die van het kwade. Welke wolf is het sterkst?, vroeg de jongen toen. Het antwoord luidde: Dat is de wolf die je voedt.”